‘ Het meertalige brein is een bijzonder brein’

Een groeiend aantal leerlingen en studenten spreekt thuis, al dan niet naast het Nederlands, een andere taal of taalvariëteit. Voor mbo-studenten geldt dat verhoudingsgewijs nog meer. ‘Daar moet en kun je iets mee’, vindt Eline van Batenburg. Zij is onderzoeker bij het lectoraat Taalontwikkeling en Meertaligheid aan de Hogeschool van Amsterdam: ‘Mbo-studenten moeten natuurlijk goed Nederlands en Engels leren. Uiteindelijk zullen zij in een taaldiverse omgeving gaan werken. Docenten willen hen bij beide uitdagingen dolgraag ondersteunen, maar weten vaak niet hoe. Onderzoek kan hen daarbij helpen.’ JOHN VAN ENCKEVORT

In het mbo ligt het percentage studenten met een migratieachtergrond iets hoger dan elders. Veel studenten worden meertalig opgevoed. ‘Dat geldt ook voor studenten in de grensgebieden’, voegt onderzoeker Eline van Batenburg toe. ‘Zij hebben dikwijls een achtergrond waarin het Fries, het Limburgs of het Nedersaksisch een prominente rol vervult. Meertaligheid kan een negatieve connotatie hebben. Minder bij Engels, Frans of Spaans, meer bij Arabisch, Pools of Turks. Maar het brein discrimineert niet: ongeacht de thuistaal, voltrekken zich daar dezelfde leerprocessen.’ Het mbo ziet die meertaligheid nog vaak als een obstakel. ‘Vooral vanuit betrokkenheid’, weet Van Batenburg. ‘Mbodocenten willen hun studenten namelijk goed voorbereiden op deelname aan de maatschappij en arbeidsmarkt, en zien dat in gevaar komen.’ Van Batenburg zet hier tegenover dat het meertalige brein een bijzonder brein is, waar enorm veel kennis over taal

zit opgeslagen. Wachtend om benut te worden. ‘Wanneer je dit brein de ruimte geeft, kan er echt veel.’

GRIP
Hoe je dat als mbo-docent kan doen, daarvoor wil Van Batenburg handvatten geven. ‘In een meertalige omgeving spring je heen en weer tussen talen, dialecten, of varianten. Als in een natuurlijke reflex. Je lost bijvoorbeeld een begripsprobleem op met een paar woordjes uit een andere taal. Dit noemen we spontaneous translanguaging. Dat je verschillende dingen doet en weet in verschillende talen, kun je meenemen naar de klas.’ Bijvoorbeeld wanneer studenten in groepjes een Nederlandse brochuretekst moeten lezen. ‘Je kunt studenten toestaan om hun thuistaal te gebruiken om grip te krijgen op de tekst, om het vervolgens weer in de doeltaal, het Nederlands, terug te rapporteren. Pas wanneer je een tekst echt begrijpt, ook als dat in je thuistaal is, krijg je ruimte in je hoofd om te kijken wat er nou precies wordt gezegd, en hoe dat wordt gedaan.’ In het huidige mbo wordt het gebruik van andere talen door taaldocenten nog vaak ontmoedigd. Dat zou anders kunnen.

VOORKENNIS
Een soortgelijk voorbeeld voor docenten om in de klas te gebruiken, is estafettelezen of -luisteren. Hierbij kunnen studenten lees- of luisterbronnen in meerdere talen tot zich nemen. Eerst in de thuistaal, daarna in de doeltaal. Op die manier verzamelen studenten voorkennis, die helpt om de informatie in de doeltaal goed te verwerken. Eenzelfde idee is toe te passen bij estafettespreken of -schrijven. Docenten kunnen daarnaast taalvergelijking inzetten, door talen bewust aan elkaar te koppelen. Dat werkt goed. Zeker wanneer talen op elkaar lijken, zoals bijvoorbeeld bij Germaanse talen het geval is. Sommige opleidingen maken daar al een begin mee. Zo leren studenten Helpende in de zorg een aantal belangrijke beroepstermen via plaatjes, die ze eerst in hun thuistaal mogen omschrijven om gemakkelijker tot het juiste begrip in de doeltaal te komen. En om zich bewust te worden van eventuele culturele overeenkomsten en verschillen ontdekken studenten Handhaving welke taal, variëteit of register het beste werkt in verschillende taalculturele settings.

EFFICIËNTE COMMUNICATIE
Een ander positief punt is dat een gedeelde thuis- of streektaal voor een vertrouwensband kan zorgen. Bijvoorbeeld door in de zorg een ouder iemand in het Fries of het Limburgs gerust te stellen. ‘Of door in de kinderopvang, waar zeer persoonlijke en gevoelige kwesties kunnen spelen, vragen in de eigen taal aan de ouders te stellen.’ Vaak aarzelen
studenten om dit te doen, omdat ze denken dat het gebruik van een andere taal of dialect niet wordt goedgekeurd. ‘Maar uiteindelijk gaat het in de beroepscontext om efficiënte communicatie’, werpt Van Batenburg tegen, ‘en daar zijn dit prima voorbeelden van.’

THEMAPAGINA
Een aantal van bovenstaande voorbeelden komt uit de themapagina Meertaligheid in het mbo, die binnenkort (juni) op Onderwijskennis.nl verschijnt. Van Batenburg is een van de samenstellers: ‘Naar meertaligheid wordt veel onderzoek gedaan, ook het mbo haakt nu aan. Er wordt gewerkt aan verschillende practoraten. Het hbo heeft diverse lectoraten, zoals het lectoraat Taalontwikkeling en Meertaligheid van de Hogeschool van Amsterdam, waar ikzelf aan verbonden ben.’ Tegelijkertijd is het aanbod aan vreemde talen op het mbo zelf nog erg beperkt, zeker onder niveau 4. Van Batenburg: ‘Meertaligheid kan een positieve bijdrage leveren aan alle doelstellingen van het mbo: de beroepsopleiding, het voorbereiden op een vervolgopleiding en deelname aan de maatschappij. Studenten uit mijn onderzoeken geven aan dat ze ook graag meer vreemdetalenonderwijs zouden willen.’

WEBINAR
Belangrijk doel van de themapagina is om het geleerde uit onderzoek te laten terugkomen bij de docenten, taalcoördinatoren en taalbeleidsadviseurs op het mbo. Docenten zitten vaak met de handen in het haar. Van Batenburg: ‘De themapagina kan hen zeker helpen. Er staan bruikbare tools en inzichten op.’ Deze tools en inzichten zijn ook onderwerp van gesprek in een webinar dat het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) organiseert en waar Van Batenburg een van de gastsprekers is.

BRON: NATIONAAL REGIEORGAAN
ONDERWIJSONDERZOEK (NRO)

Wil je dit artikel helemaal lezen?

Vul uw e-mail adres in om een link naar dit artikel in uw mail te ontvangen. U kunt het artikel dan direct lezen zonder een abonnement af te sluiten. U stemt er wel mee in dat wij u mogen benaderen om abonnee te worden van Platform Profiel Actueel.